We zijn voor het eerst niet geweest. Geen jaarlijkse wandeling over de kleedjesmark, geen aubade met heliumballonnen.
Het begon ooit met versierde fietsen. Met oranje crêpepapier tussen spaken geslingerd en sturen omwikkeld met meters rode, witte en blauwe linten. We moesten in die verpakking nog een pokkeneind fietsen langs een vieze sloot, waar mijn broer natuurlijk met crêpepapier en communiepak in kieperde.
Later volgde de zeskamp van de scouting en als finale terrassen en feesttenten overgoten met bitter en bier.
Sinds we kinderen hebben gingen we naar de kleedjesmarkt. Om te kopen waar een ander uitgroeide en wij in. Autootjes, zwembanden en puzzels vonden hun weg naar onze huiskamer. En ook weer terug naar de kleedjesmarkt. Ik stuurde twee jaar geleden onze oudste nog met wat oude rotzooi naar het gebeuren maar hij was al snel weer terug. Daar ging hij echt niet meer tussen zitten. Zo erg was dat geldgebrek niet. Ik sleurde die doos maar weer naar zolder.
We zijn een krimpend huishouden. Een zoon op kamers, de andere half. Mijn karretje bij de supermarkt wordt ieder jaar leger. Bij de wekelijkse gang naar de friettent bestel ik steeds vaker twee patat in plaats van een gezinszak en een hamburger, beren hap met satésaus, kinderpakket en extra mayo.
Bovendien gaan we binnenkort verbouwen en moet de schuur leeg. Een bijna ondoenlijke opgave. Ik gooi niet snel iets weg. Mijn man is een verzamelaar. Crisis dus. Want ieder onooglijk plankje, schroefje en ringetje moet beoordeeld worden op weggooibaarheid. We hebben al zeker twee vierkante meter overwonnen, nog 98 te gaan.
Vandaar dat we niet gaan dit jaar. Misschien nog even een borrel op het terras? We wonen er nu immers midden tussenin.
Aan de ene kant wordt De Clown van Ben Kramer mishandeld. Aan de andere kant klinkt het naar vioolles van een hele erge beginner. We zitten hier eigenlijk ook wel lekker in de zon.
Misschien worden we gewoon saai en oud.
Marina
